Molinari in de olie - korte rust Alhoewel -
van rust kwam niet veel deze keer. De Groote-Polder-molenaars-in-opleiding
waren vandaag te gast op een werkmolen. Een industriemolen, om precies te zijn:
Woldzigt in Roderwolde.
De reis naar Roderwolde was een makkie, in een dik half uur ben je er vanuit
mijn woonplaats. Juf Becker
navigeerde me er zoals altijd keurig heen. Een opmerking: op de meeste foto's
hieronder kun je klikken om een wat groter exemplaar te zien te krijgen.
Ik stond nog bewonderend naar de molen te kijken toen Cor Kosmeijer ook aan kwam rijden. Doornbos had hem gevraagd die dag te willen assisteren: er werden naast de GP cursisten nog meer MIO's verwacht en dan is het voor één man geen doen. Wij naar binnen. Hee, wat stond daar op het tafeltje bij de ingang? .. een pan. Mja, wat zou daar inzitten - even kijken. Ahaaaah! Dat was ook zo, Alie had ons verleden week beloofd dat ze een pan originele Grunneger snert zou koken - van het soort waar je lepel rechtop in kan staan en waar bijkans een half varken inzit, met haar en al - en zo te zien had ze woord gehouden. Dat beloofde wat voor het middagmaal! Maar goed, waar zaten die Groote Poldermolenaars? Ik hoorde vaag gerumoer van stemmen, ergens boven in de molen. Ze zouden wel op de stelling staan en helpen bij het opzeilen, vermoedde ik. | |||
|
Maar ja, Woldzigt heeft tegenwoordig ook een electromotor, die bij windstilte gebruikt wordt om de wentelas aan te drijven. En dan is het soms wel eens erg rokerig in de molen. Cor Kosmeijer vertelde met smaak het verhaal dat hij wel eens samen met Doornbos op een windstille dag olie had geslagen. In het vuister hadden ze een niet al te beste brandstof gehad en dat resulteerde in een fraai geel wolkendek in de molen. Cor, die een paar meter lang is, liep precies met zijn neus en ogen in dat dikke dek en hoestte en proestte nogal wat. Doornbos, die een stuk kleiner is, snapte maar niet waar die Cor zich zo druk over maakte, hij had immers nergens last van... Dit was niet de eerste oliemolen die ik zag: de geïnteresseerde lezer kan op deze site ook lezen over ons bezoek aan De Wachter en mijn expeditie naar De passiebloem in Zwolle.
In herhaling schuilt succes, dat bleek maar weer eens: ik herkende nu zonder veel problemen de voornaamste onderdelen en kon die ook benoemen: de kollergang, de strijkers, het doodbed, het vuister en roerijzer, de pan. Dan voorslag- en naslagbank met de slag- en losheien en jaagijzers, de wentelas met de vuisten. De haren en bulen waren ook al oude bekenden en een kaakbank had ik ook al eerder gezien. Woldzigt heeft, zoals de oplettende lezer al had gezien, een voorslag en naslag. De molen heeft verder ook de mogelijkheid om graan te malen, maar daar hebben wij ons deze keer niet mee bezig gehouden. Doornbos, die meer een man van doen dan van theorie is, zette de kollergang in het werk en leerde ons hoe wij het zaad onder de malende stenen moesten strooien. Doornbos spreekt Westerketiers - het Groninger dialect wat in de zuidwesthoek van Groningen wordt gebezigd. Deze variant op de Groninger taal kent Drentse en Friese invloeden en is wat zachter en zangeriger dan het harde Gronings wat in mijn streek gesproken wordt. Een plezier om naar te luisteren - en die kans kregen we volop, want Doornbos had veel te vertellen over zijn molen. Vooral - voorzichtig zijn. "Hannen in e buus!". Inderdaad, als je je vingers onder een steen of hei krijgt ben je ze vrijwel zeker kwijt. Het voeren van de stenen is een niet geheel risicovrij werkje, waar je je verstand goed bij moet houden. Daarom worden normaal gesproken ook geen bezoekers in dit deel van de molen toegelaten: te veel kans op ongelukken. | |||
|
Ondertussen was de wind verder aardig aangetrokken en de kantstenen draaien nijver in het rond. Zo ontstond een soort trage estafette rond ligger en doodsbed, met MIO's die achter elkaar aandraafden, elkaar het spintvat met lijnzaad of het watervaatje aanreikten en waarschuwende kreten uitstootten: "Kiek oet! Hest ligger in rogge!" of "Deurlopen wicht hor! Kantstain holt die in!" etc.. Er is in deze molen ook nog relatief weinig ruimte: kollergang, slagbanken en vuisters staan er heel dicht op elkaar - dus moet je duvels goed uitkijken wat je doet. Doornbos hield het allemaal goed in de gaten en waakte ervoor dat we niet al te jolig werden. Nadat de stenen gevoerd waren konden we een tijdje kijken hoe het zaad gekneusd werd. De strijkers strijken het gekneusde zaad steeds weer onder de stenen, die elk in een eigen spoor lopen: je hebt een binnensteen en een buitensteen. Het meel plakt aan de kantstenen vast en wordt daar middels op de steen lopende schrapers weer afgeschraapt. Na verloop van tijd is het meel klaar. Dan wordt de kuipschuif geopend en vervolgens wordt de afloopbak neergelaten. Deze schuift het meel nu van de ligger af en via de kuipschuif in de klaarstaande meelbak. De volle meelbak wordt dan bij het vuister gezet: het meel moet namelijk worden verwarmd. Net zoals op De Wachter heeft Woldzigt een pan zonder bodem.
Toen het meel gereed was, liet Doornbos ons de pan over de karen trekken. Zo komt het meel - hopelijk gelijkmatig verdeeld - in de bulen. De lezer die zich nu vertwijfeld afvraagt wat hier in hemelsnaam bedoeld werd raadt ik aan om het verslag van ons bezoek aan De Wachter er nog eens op na te lezen. De bulen werden vervolgens van de haken gehaald en in de karen gezet om te kijken of ze allebei ongeveer even vol waren. Dat lukte ons natuurlijk niet goed - het is een slag - en dus sjoemelden wij een beetje: een paar handen vol meel verhuisden dan van de ene naar de andere buul. Toen de bulen naar tevredenheid gevuld waren werden de haren uit de slagbank getrokken en legden wij de hete bulen er tussen.
| |||
|
Op de achtergrond zie je bovenin ook nog net de onderkant van de slaghei die op de (fraai in beeld zijde) slagbeitel rust. Nadat beide haren naast de jaagijzers zijn geplaatst wordt de hei middels een touw gelost. De slaghei wordt nu door een aan de rondwentelende wentelas bevestigde vuist opgetild en valt vervolgens met een daverende klap op de slagbeitel. Die zakt daardoor tussen de kussens en drukt zo de jaagijzers aan, die op hun beurt nu druk uitoefenen op de haren. Hierdoor komt de olie uit het meel vrij en looptn in bekkens. Bij molen Woldzigt lopen vanuit die bekkens buizen naar een eerste opvangkelder, die achter het slagblok in de grond zit.
Na ongeveer 50-60 slagen zie je dat de slagbeitel niet meer verder zakt. Je moet het zelf een beetje in de gaten houden, want er zit op de voorslag geen teller. Op de naslagbank trouwens wel. Als de koek geslagen is schort je de slaghei op: als de hei naar boven gaat, trek je aan het schorttouw, doortrekken en het dwarshoutje achter de haken slaan. Nu laat je de koeken nog een tijdje uitwerken: de olie moet de kans krijgen om uit de haren te lopen. Dan los je de loshei: schorttouw een stukje laten zakken, dan voel je de vuist tegen de hei tikken. Dat is het moment dat je het touw rustig laat zakken. Hou het schorttouw van de loshei wel in je handen: zo gauw de boel los ligt moet je de loshei gelijk weer opschorten. Baf, baf, baf.. los... en opschorten maar. De haren worden nu uit de slagbank getrokken. Bij De Wachter hadden we gezien dat de haren open werden gevouwen, maar Doornbos doet het anders: hij trekt ze tussen de gesloten haren uit. Dat doet hij om de warmte in de haren te houden: hoe warmer die blijven des te groter wordt de olieopbrengst. Doornbos vertelde dat je eigenlijk niet na een paar keer slaan weer op moet houden: een oliemolen die juist draait levert maar weinig olie, omdat de haren nog koud zijn en allerhande onderdelen zich nog moeten verzadigen met olie. Is de boel eenmaal op temperatuur dan stijgt de olieproductie plots sterk. Nu de bulen weer uit de haren zijn gehaald volgt het "strupen" - dat heet officieel eigenlijk kaken, maar Doornbos is niet vies van een alternatieve benaming. De bulen worden op de kaak van de warme koek afgestroopt. De koeken worden dan, met wat latjes ertussen om ze uit te kunnen laten wasemen, op hun kant weggezet.
De koffie ging er in als koek - en de koek ook. Wij wisselden onderling wat molennieuws uit en Doornbos vertelde wat over de geschiedenis van de molen. De koren- en oliemolen Woldzigt is in 1852 gesticht door twee lokale boeren. Het kwam in deze streken veel voor dat molens zowel als oliemolen als ook als korenmolen werden ingezet, omdat het olieslaan hier seizoenswerk was. Van september tot mei werd er olie geslagen: dan was er namelijk afzet voor veevoer (oliekoeken). Korenmalen deden ze het hele jaar door. In Woldzigt sloegen ze vooral lijnolie, gemaakt uitlijnzaad (afkomstig van de vlasplant). Tot begin 20e eeuw was de molen economisch rendabel, maar indertijd ontstonden ook al de eerste grote industriele oliewringers - fabrieken waar men olie perstte - die veel efficienter olie konden produceren. Toch heeft men in deze molen nog lang olie geslagen: landbouwers hadden de gewoonte om hun zieke dieren met vette lijnkoeken weer op krachten te brengen en Woldzigt leverde als een van de weinigen deze vette koeken nog. Maar in 1941 staakte men te langen leste de productie van olie. Na de oorlog werd de molen gebruikt als depot voor veevoeder en kunstmest, maar het korenmalen ging nog geruime tijd door, met soms een kleine zes ton aan dagproductie. De molen werd in 1970 eigendom van de gemeente Roden en kwam in bruikleen bij de Stichting olie- en korenmolen Woldzigt te Roderwolde, die in 1976 een restauratie uitvoerde. Molenaar Doornbos is ook alweer bijna 20 jaar op deze molen te vinden en woont er ook. Soms is hij van 's morgens vroeg tot 's avonds laat alleen op de molen in de weer, al is het natuurlijk mooier en veiliger als er meerdere olieslagers op de molen zijn.
De naslag hebben we niet bediend, maar wel hebben we een kleine dagproductie aan naslagkoeken gebroken en in de appelpotten tot gruis gestampt. Bij het opschorten van de stampers steek je ook een pen als extra beveiliging door de stamper (de schortpen): je gaat immers met je handen in de appelpot om het meel er uit te kunnen scheppen en als dan zo'n 150 kilo zware jongen per ongeluk losschiet doet het - zoals Doornbos zegt - eerst niet pijn, maar later wel. Dat kunnen we maar beter voorkomen. De heien op Woldzigt hebben deze voorziening niet: je hoeft immers nooit met je handen onder de heien te komen en dan is de gewone borging - het dwarshoutje wat door het schorttouw steekt en wat achter een paar haken valt - volgens de oude Noorderlingen voldoende. In de Zaanstreek zag (en zie) je dat de heien ook wel met een schortpen geborgd worden. Dan kwam het hoogtepunt van de dag, althans voor mij: Alie's snert. Daar kun je nou hele verhalen over ophangen, maar soms schieten woorden te kort. Twee ruime porties, gecombineerd met roggebrood met kaantjes, gingen er makkelijk in. Geweldig lekker! Je ziet vaak dat molens op ansichtkaarten voorkomen - molenaars wat minder, maar ter ere van dit fantastische maal en de kokkin - ze leve hoog! hoog! hoog! - heb ik gemeend ook haar te moeten vereeuwigen op een passende ansichtkaart.
Ik sluit af met een foto van de wentelas, waarop je goed kunt zien hoe de vuisten de heien optillen. De volgende excursie zal ons naar een houtzaagmolen brengen. En ik heb nog een aanbod liggen om ook eens op een Zaanse pindaoliemolen te lessen.. |