Mijn vrouw en ik hebben veel geluk in ons leven: we hebben drie lieve kinders, leuk werk
en een goede gezondheid. En we hebben elkaar. Maar dat laatste wil zo dag en door
nog wel eens wat uit het zicht raken door de grote drukte. Daarom gaan wij sinds
een paar jaar in onze vakantieperiode ook een weekend met zijn tweetjes op stap. Het
nageslacht wordt hardvochtig gedumpt bij hun favoriete Oom en Tante en Pa en Ma reizen
vrolijk af, geheel onbekommerd over het wrede lot van hun kroost. Die moeten zich een
paar dagen lang af laten beulen in kinderpretparken, krijgen te veel en te vet voedsel
bij de Mac en moeten steevast verplicht minstens een hele speelfilm uitzitten, waarbij
ze popcorn en cola moeten drinken. Om nog maar te zwijgen van de misere dat Ome Harrie
steeds met ze wil stoeien en Tante Annet ze steeds wil knuffelen en dat ze veel te laat
in bed worden gestopt. Het leven is hard, maar niet voor mijn vrouw en mij, die paar
dagen.
Voor ons buitenmensen is de trek naar de natuur wat minder groot: daar leven we het
hele jaar al middenin. Nee, wij zoeken meestal een oude stad uit, boeken daar een goed
hotel en vermaken ons kroostloos en kostelijk. Zo heel bijzonder is het allemaal
niet wat we doen: we ontbijten uitgebreid, lezen de krant weer eens, we slenteren
langs oude straatjes, bewonderen oude gevels, genieten van de mensen en de sfeer.
We winkelen wat en ploffen dan op een terras neer - er zijn altijd plenty terassen
in oude steden. We bestellen koffie of een goed bier en kunnen urenlang op zo'n
terras zitten lezen in de boeken die we meestal iets eerder op de dag bij een lokaal
boekenparadijs aan hebben geschaft. Gedienstige dames en heren vullen af en toe de
voorraad bier of koffie wat aan, of brengen ons een goede maaltijd. 's Avonds gaan we
naar theater of bioscoop. Daarna verzuchten we steevast "hai hai, eevm zitten
hor, wie hebben ja de haile dag al zeten" en bestellen nog een laatste
drankje. We hoeven morgen immers nergens naar toe. Heerlijke dagen.
Dit jaar waren we opnieuw in Gent. Verleden jaar waren we daar ook al geweest
en ik had zelfs nog een bezoek aan de molen in Zwijnaarde gebracht. Deze keer
kwamen we er niet aan toe: domweg te druk gehad met nietsdoen. Het leven is ook
meer dan molens alleen, denk ik soms wel eens..
Maar vanmorgen stond ik weer bij de Groote Polder. Gerrit was er ook - alleen.
"Hee, woar is Remy?" vroeg ik hem - Gerrit en Remy reizen meestal
samen, vandaar. "Thoes, hai het t oog ontstoken" vertelde Gerrit. Da's
minder mooi, beterschap Remy! Ook Peter en Aly waren afwezig: vakantie. Elluk
naahdeel hep se foordeel, zou Cruyff dan zeggen: nu konden we in ieder geval
elk fluks de handen uit de mouwen steken. De wind kwam bijna uit het westen en
was redelijk stabiel. Af en toe een bui en een vlaag, maar zo met vier vollen
er voor moest het al met al goed lukken, dachten wij. En dat was ook zo. Gerrit
mocht als eerste molenaar zijn en zeilde de molen vlot op. Dat doen we tegenwoordig
in ongeveer 30 minuten, soms lukt het zelfs in nog minder.
Bij het opzeilen wilde Gerrit steekbord #2 inzetten - en daarbij drukte hij
uiteraard onder tegen het bord. Dat scheurde prompt doormidden: het bleek zo rot als
een mispel te zijn. Iets wat ons tot dan toe niet was opgevallen, terwijl je
die borden toch heel vaak in handen hebt. Ook de schilders hadden het niet doorgehad
en er keurig overheen gekwast. Afijn, dat bord kan dus weg en er moet een nieuw
gemaakt worden. Al met al ook een waarschuwing: iets kan dus vrij ver rot zijn
zonder dat je het doorhebt - en dat kan heel gevaarlijk zijn. Je zult maar een
windbord naar je toe zien schieten.. brrr..
Tijdens het koffie drinken kregen we het over de beet van de kammen: hoe moet
het nu eigenlijk? Gerrit merkte op dat de beet van het vijzelwiel met
de onderbonkelaar veel minder diep was dan de beet van het bovenwiel
met de bovenbonkelaar. Dat bleek ook zo te zijn, maar in beide gevallen
was de beet goed. Hoe kon je dat nou dan zien? Gerda legde uit: er moeten
drie kammen van het ene wiel goed tussen die van het andere wiel vallen.
De daar links en rechts naast liggende kammen mogen al wat vrijkomen en
de kammen die daarnaast liggen moeten vrij zijn, anders zou de boel
gaan wringen.
Na de koffie mocht Gerrit afzeilen en werd ik door Gerda aan de tand gevoeld
over het gevlucht, de kap en de vang. Daarna draaiden we de rollen om en
mocht ik de Groote Polder helemaal opzeilen en weer afzeilen. De laatste
tijd probeer ik bij het opzeilen wat vaker om de binnenste binnenzoom
en het achterlijk als leuningen te gebruiken, het schijnt veiliger
te zijn en vlotter te werken. Omdat het achterlijk vrij hangt en dus
meebeweegt naar voren voelt dat niet echt veilig aan, maar nu ik het een paar
keer heb gedaan wordt ik er handiger in. En het gaat inderdaad ietsje
vlotter, al moet je je dat niet al te dramatisch voorstellen.
Bij het afzeilen borg ik het zeil tegenwoordig met een halve steek.
Dat gaat als volgt: je legt het binnenste touw voor of achter de
heklat en windt het om de heklat, van de roede afwerkend. Dan neem
je het andere touw en legt het naast het binnenste touw, aan dezelfde
kant als je het eerste touw legde. Je wikkelt 1 keer en slaat
het touw dan schuin over de windingen die je al had gemaakt. Dan wikkel
je met het tweede touw door. Aan het eind maak je een steek en duwt
het hele verhaal dan naar de roede. Dit is de manier die Gerda het liefst
ziet gebruiken. Zelf gebruik ik vaak een mastworp. Het voordeel van de
manier die Gerda gebruikt is dat het bij vrijwel alle lengten van touw
mooi oogt. Een mastworp lijkt, als je lange touwen hebt, wat slordig.
Na nog wat nagekaart te hebben borgen we de molen om twaalf uur op.
Een mooie, intense les. Volgende week zal ik er weer niet zijn: dan zitten
we op Texel. Maar wie weet, ga ik dan toch wel even kijken bij die
mooie grote poldermolen daar.. tot ziens!
|