Deze week hadden Henk Helmantel, Lammert en ondergetekende al een uurtje
doorgebracht met het verkrooien van de Groote Polder en
De Ruiten. De molens moesten met hun
staart naar de weg worden gezet, want de schilders zijn er weer. Deze keer is
de staart aan de beurt: de spruiten en schoren krijgen een nieuwe laag verf
en ook de kruilier wordt meegenomen.
Lange ladders zijn gevaarlijk en voor schilderwerk verboden. Als molenaar kijk
je daar op de eerste blik raar tegenaan: wij staan immers routineus 10-20 meter
boven de grond in het gevlucht - toch ook een soort ladder - en soms zelfs met
de handjes los, bijvoorbeeld als we een nieuw zeil ophangen. Inderdaad, dat
is ook niet zonder gevaar, maar er is een heel belangrijk verschil: het gevlucht
staat bij een gezonde molen met de vang er op rotsvast, terwijl een ladder weg
kan schuiven met alle gevolgen van dien. Daarom was er voor de schilders een
hoogwerker naast de GP gezet. Die stond op het zuiden geparkeerd en wel zo dicht
op de molen dat we eigenlijk alleen bij wind uit noordelijke richtingen konden
draaien. Nou troffen het in zoverre dat er inderdaad een noordenwind werd
verwacht, maar het was nog bladstil. Noordenwind komt altijd laat en
gaat vroeg weer weg, hebben we uit de windroos geleerd. En dat leverde
een kleine discussie op: willen we malen, dan moeten we krooien. Gaan
we krooien dan moeten we ook weer terugkrooien, want die schilders
willen het spul met de staart naar de weg. En hoe zinvol is dat
krooien eigenlijk: malen gaat nu even niet lukken en de wind zal denkelijk
pas tegen de middag opkomen. En dan zijn wij dus net klaar met de les.
Sja.
Maar we besloten: droogzwemmen is ook zwemmen. Dus toch maar de bezetketting
los, de blokken onder de staart weg en de bliksemafleider er af.
Net als we de kruikabel hebben omgezet en willen beginnen te lieren
komt Lammert aan. "och, jonges, wat doun joe nou.."
verwonderd hij zich. Okay, dezelfde discussie nog eens, maar nu
met een nieuwe prepositie: Lammert stelt voor om bij
Fraeylema te lessen, daar
staat geen hoogwerker in de weg. En wie weet is daar wel wat
meer wind, al heeft men ook daar last van windbelemmering op het
noorden. So be it, besluiten wij, en we leggen de boel weer
vast.
Peter is inmiddels ook aangekomen en het hele circus rijdt nu achter elkaar
aan naar de Fraeylema, onder belangstellende blikken van de dijkbewoners,
die niet elke dag zo'n sliert auto's over de dijk ziet rijden.
De Fraeylema blijkt al strak in de verf te zitten - de schilders
zijn er, op wat werk aan het kruirad na, mee klaar zo te zien. We
verkennen de molen - het is alweer een tijdje geleden dat we er zijn
geweest - en Gerrit en Remy halen in de kap het lekentouwtje los en
controleren de zaak. Niet dat er hier veel wind is, maar wie weet
helpt het wel als je net doet alsof..
"Er zit wel wat speling in de rust" constateerde Gerrit.
Die blijkt inderdaad los te zitten. Ik vermoed dat dat met opzet
is, immers: De Fraeylema heeft nog niet zo lang geleden een nieuw
bovenwiel gekregen. Als de vang aansleept, bijvoorbeeld na verstellen
van de vangbalk, dan werk je met houtjes of plankjes om de afstand tussen
rijklamp en rust in te kunnen stellen. Bij de Fraeylema is dat heel creatief
opgelost: op de rust ligt een gevouwen strip lood. Zo kun je heel eenvoudig
de boel stellen. Zie nevenstaande foto waarop rijklamp en rust vanaf het linker
voeghout zijn opgenomen.
Nog steeds geen wind. Maar Lammert is op dreef en verteld honderduit over de
assen en wielen. We krijgen het ook nu weer over houtsoorten, dit naar aanleiding
van de ontdekking dat ooit op De Fraeylema een nieuw stuk hout in
de koningspil is ingelaten. De koningsspil is van eiken gemaakt maar er is
zo te zien een stuk grenen ingezet. Waarom is niet helemaal duidelijk,
wie weet kan Roelof daar nog meer over vertellen.
Remy memoreert nog aan wat Sietske ons enige weken geleden heeft geleerd
over twee veelgebruikte houtsoorten op een molen: "eik splijt,
iep niet". Achtkanten werden in onze streken veelal van
(Noors) grenen gemaakt, leren we. Wij konden dat vrij makkelijk over zee
aanvoeren. Meer landinwaart en ook in het binnenland van Duitsland werd daarentegen
meestal eiken gebruikt, dat groeide immers bij wijze van spreken in de achtertuin.
En wat is "azijnhout"? Wel, dat is vast en hard hout waar de
kammen van bonkelaars en bovenwielen van worden gemaakt. Het komt van korte
dunne bomen en dus kun je er alleen niet te grote onderdelen uit maken.
Azijnhout is in feite eikenhout, maar dan van een eikensoort die vooral
aan de middellandse zee groeit. Heeft dus niets met azijn te maken - het
wordt ook wel steeneik genoemd. Maar deze eik splijt dus niet -
laten we het dus maar bij de naam "azijnhout" houden, dan klopt
het rijmpje weer.
Op de eerste zolder van De Fraeylema komen we nog een onderdeel tegen
wat lange tijd op alle molens aan de Groene dijk heeft gezeten. Het ding doet
me breed grijnzen: zelfs een volslagen leek kan zo zeggen wat dit
voor onderdeel is. Klik maar eens op de kleine foto om de
grote versie te zien.. zie je wel?
"Mor t waait hier ook nait" constateert Lammert droogjes. Nee,
inderdaad. En Roelof heeft geen stroom in de molen - dus ook geen
koffiezetapparaat. Hmm, sja, kijk. Droge theorie gaat er een stuk beter
in met een kop koffie er bij, dus... De Fraeylema wordt weer geborgd en
gadegeslagen door kopschuddende dijkbewoners rijden we weer terug.
Op de GP aangekomen wordt prompt heldere Hendrik, ons koffiezetapparaat,
aangezet. Terwijl de koffie doorloopt legt Lammert van alles over het gaande
werk uit. De opbouw van het bovenwiel, met kruisarmen en plooistukken.
De 4 kruisarmen zijn vaak in elkaar gewerkt: waar de balken in elkaar
zitten is uit beide kruisarmen een halve uitgepaard (ingelaten) en zo
zit het dan in elkaar. Maar er bestaan ook spouwarmen, wat is dat nou dan weer?
Wel, dat zijn ook een soort kruisarmen, maar dan zijn ze niet uit 1 stuk
gemaakt, maar uit 2 met een spouw er tussen. Op molens met spouwarmen heb je
2 kruisarmen waar dan de 4 spouwarmen omheen zijn aangebracht, met een
ruimte van ongeveer 2 centimeter er tussen.
Waar zijn die kruisarmen van gemaakt, wil Lammert weten? Van eiken, meestal. En
wat zijn plooistukken? Dat zijn kwartronde eiken platen die aan de kruisarmen
zijn bevestigd en die het bovenwiel zijn ronde vorm geven. Wat is de velg?
Wel, dat is een ring van stevige platen, die aan voor- en achterzijde
tegen de plooistukken liggen en waar de vang op aanloopt. Meestal
van iepen. En waar zijn de vangstukken ook weer van gemaakt? Juist, kromgegroeid
wilgenhout, dat wisten we nog van de vorige keer.
Koffie. En Lammert verteld door: over schijflopen. Wanneer heet een
schijfloop ook wel lantaarnwiel? Nou, als de lengte groter is dan de
diameter. Waarom hebben we schijflopen, kammen doen het toch ook
prima? Nee, niet als er een onderdeel mee moet worden aangedreven
dat behalve rondgaan ook nog op en neer moet kunnen bewegen, zoals een
koppel maalstenen. Takrad, wat is een takrad, jongens? Nou, dat is dat
grote wiel wat je typisch op korenmolens ziet en wat door de koningspil
wordt aangedreven. En dat drijft typisch weer, via rondsels, de
maalkoppels aan. Takrad.. dat heet in Holland ook wel een spoorwiel.
Mor in Grunnen toch aal takrad, hor. Nee din? Joa hor!.
Dat takrad.. is ook zo. Lammert, mien jong, leg eens uit hoe dat ook
weer zit met die losse en vaste dammen, daar snap ik nog niet veel
van, beken ik. Lammert grijpt een krijtje en voor de zoveelste keer
blijkt de vloer van de GP heel goed bruikbaar als tekenbord. "Kiek,
zo" duidt Lammert aan. Bij een takrad steken de kammen naar buiten.
Het rad bestaat uit twee houten schijven, met daartussen kammen. Er zijn
twee systemen:
vaste en
losse dammen. Vaste dammen: dan zijn de beide schijven vast op elkaar
bevestigd en is uit elke schijf op de plaats waar een kam moet komen een
stukje uitgehaald. En er zijn losse dammen: de schijven zijn dan niet
ingekeept, maar er worden losse stukjes hout tussen de kammen gezet. Vaste
dammen vereisen dus meer werk en losse dammen vereisen meer bouten, grinnikte ik.
Ja, dat was zo.
Gerrit heeft al enige weken een thema: de askop. De vraag die hij stelt is
uitermate logisch - maar tot nu toe geen antwoord. Waar gaat het om: de askop
heeft twee vierkante gaten, die ruimer zijn dan de dikte van de roeden.
Stalen roeden worden er zo ingestoken dat ze met een kant tegen de kop
liggen, de andere kant wordt gewigd. Okay, dan zitten die roeden dus versprongen
ten opzichte van de as. Waarom is dat zo? Lammert weet het ook niet en is
aangenaam verrast door het vraagstuk, joa man, interessant! Waarom is het gat
in die askop dan niet wat verzet, zodat de roede wel precies de bovenas
snijdt? Lammert wil het eens aankaarten op het molenprikbord, wie weet. Mocht
een van u het weten, mail het me dan.
Tenslotte gaan we nog even naar buiten. Waaien doet het nog steeds niet
echt, maar het is aangenaam warm. Lammert moet nog wat controleren en
laat zich in het molengat zakken, Peter kijkt belangstellend toe. "Nait
spijen hor" grinnikken wij. Wat moet Lammert in het molengat?
Wel, Grieto, de technische man van de Slochter Molenstichting, heeft een
tekening gemaakt van een mogelijkheid om de circuitbemaling rond te
krijgen (aardige woordspeling, al zeg ik het zelf). Hij kan er zo ongeveer
een halve meter niveauverhoging mee bereiken, zou dat genoeg zijn, had
hij Lammret gevraagd - en vandaar dus deze expeditie. Het blijkt genoeg
te zijn.
Hoeveel capaciteit heeft onze vijzel eigenlijk, vragen we ons af? Ik
heb altijd gedacht dat we zo'n 30-40 kuub per minuut moesten kunnen
malen (bij 70-80 endjes). baserend op wat ik van andere molenaars
heb gehoord en met een oog op de formule die Lammert ooit eens op
de zolder op heeft gehangen. Maar Lammert twijfelt en denkt eerder
20-25 kuub per minuut. De GP heeft namelijk een verlengde vijzel en
lekt behoorlijk. We moeten de juiste capaciteit vrij nauwkeurig
berekenen als we gaan rondmalen: dan moet het circuit namelijk
wel de juiste capaciteit hebben, anders malen we het maalgat
leeg en slaat de molen op hol.
Tenslotten zitten we buiten nog een tijdje op de vlonder boven de
maalgang na te kaarten. We krijgen het over van alles: de aanplant
van koolzaad ten behoeve van de Delfzijlster oliemolen, de prijzen
van huizen, de nakende economische recessie en wat al niet. Tevreden
gaan we om kwart voor 1 uit elkaar. Nog steeds geen wind..
|