Het is altijd leuk een andere molenaar op de molen te mogen ontvangen. Deze keer kwam David Reitsema
bij ons langs. David is molenaar op De Palen in Westerwijtwerd
en daarnaast nog Müllermeister in Nenndorf, Duitsland. Met name die laatste molen vindt ik
interessant: het is een zelfkruier, dus: met een windroos achterop de kap, in combinatie met een
(voeghouten) glijkruiwerk. Helaas kan de molen momenteel nog niet draaien: de bovenas is wat
verzakt. Op zich nog niet zo'n probleem, maar deze molen heeft niet, zoals bij de GP, een pensteen
met een springbeugel, maar een lager wat de bovenas aan de penzijde in zijn geheel omsluit. Toen
David de vang lichtte bleken er metaalkrullen te ontstaan, die tussen het lager en de bovenas uitkwamen.
Oeioei..
David vertelde nog dat het vangen van die Duitse molen een enorme hoop lawaai maakte, omdat er
veel metaal in de molen is gebruikt en de vangconstructie langs de metalen bok van de windroos
slijt. "De omwonenden schrikken zich altijd een hoedje als ik de vang licht" vertelde
David. Wij moesten beslist eens gaan kijken in Nenndorf: als de molen weer kan draaien zal David
ons uitnodigen. Ik kijk er al naar uit.
Buien de Groote Polder begint het weer aardig op een bouwplaats te lijken. Er was een verse lading
zand afgeleverd - weet je nog, we kwamen net een halve kuub te kort - en dus kon Gerrit deze
week het vloertje afleggen en inwassen. Ik ben vervolgens jongstleden vrijdag een
paar uurtjes in de molen aan het opruimen geweest. In zo'n molen verzameld zich vaak allerhande
goedbedoelde rommel: zo lagen er nog een hele riedel piketpaaltjes, die in de jaren zeventig van de
vorige eeuw om de molen hebben gestaan bij wijze van afrastering. Later is dit vervangen door het veel
steviger hek wat we momenteel hebben, maar de paaltjes waren er nog - ook Grunnegers bent zuneg - en
stonden al vele jaren op het ondertafelement, tussen de veldkruisen en het rietdek geklemd. Daarnaast
vond ik nog veel meer zaken: wiggen, latjes, balkjes, een bakje met bijenwas (bewaren, daar kun je je kammen
mee "smeren"), een pet (niet voor op je hoofd, maar om bovenop een schoor te bevestigen,
tegen het indringen van water aan de kopse kant), steenwiggen, bussen met verdroogde verf, bussen met
onduidelijke inhoud, lege bussen en een hele hoop puin. Afijn, alles er zo veel dat mogelijk was
uitgesmeten, op een net bultje buiten de molen gelegd, dan beide deuren open en vegen, vegen en nog
eens vegen. Maar het resultaat mag er dan ook zijn: de molen oogt veel ruimer en met name het
achtkant komt nu veel beter uit. Een deel van het materiaal wat buiten ligt kan op de stort,
maar het meeste is nog wel bruikbaar. Ik wil het alleen liever niet weer in de molen hebben,
ik heb de moleneigenaar dan ook aangeboden om vooralsnog gebruik te maken van mijn schuren om
het spul in op te bergen.
Ik vindt het lessen op zaterdag, sinds ons "mislukte" proef-proef-examen, een stuk
beter gaan. Gerda laat ons nu meer zelfstandig werken met de molen en geeft dan achteraf
aan wat we goed en fout deden. Dat bevalt me prima, ik merk dat ik daar toch het meeste van
leer. Ook deze zaterdag ging het me naar de zin: ik mocht het vierde zeil voorhangen.
Gerda hield me uiteraard goed in de gaten, maar liet me eerst rustig mijn gang gaan.
Eerst het gevlucht vrijgemaakt: roedeketting er af, bliksemafleider er af. Dan de kap
in in, alvast maar stutten eruit en lekenkettinkje er af. Wil ik het nieuwe zeil er
strak voor kunnen hangen dan moet wel eerst het oude zeil er af, dus haal ik het
stormluik er uit en knoop het lange halstouw los. Vervolgens loop ik naar beneden en
leg het oude zeil voor, maar laat het opgerold zitten. Ik loop nu omhoog de hekkens in
en eenmaal boven aangekomen probeer ik of ik dat truukje met het haken van het been
nou al beheerste, maar het ging nog steeds niet, verdorie. Afijn, dan maar 1 hand
voor de molen en 1 voor mezelf en gelukkig zat het korte halstouw niet echt heel
vast. De zeilworst gleed nu langs het hekwerk naar beneden en ik klom er achteraan.
Beneden dan het oude zeil in het gras uitgespreid, bij wijze van legtafel voor het
nieuwe zeil: we hebben momenteel nogal wat mollen en mollebulten en het gras was
ook aardig nat, vandaar. Het nieuwe zeil vervolgens op mijn geïmproviseerde
"legtafel" uitgevouwen en daarna met hulp van Lex weer zigzag opgevouwn.
Daarna het pakket voor het gevlucht leggen en wel zo dat de hoektouwen boven zitten.
Dan de halstouwen voor je langs en over de linker schouder trekken. Met
het zeil achter je aan slepend klim je dan weer naar boven, klim, klim,
niet te vaak naar beneden kijken, klim, klim - ho! wat is dat nu, ik ben nog niet
boven en het zeil trekt al strak, geen beweging meer in te krijgen. Loeren naar
beneden: aha, een lits is achter een kikker gehaakt. Met een kleine zwieper schiet hij
weer los. Doorklimmen. Ondertussen is Gerrit alvast maar in de kap geklommen, hij
voorziet dat ik het linker halstouw straks daarboven ook nog vast moet knopen
en het is dan handig als er een tweede man in de kap dat touw van je aan kan pakken.
In sommige boeken lees je wel dat molenaars dan links in het hekwerk gaan staan om
het hoektouw aan de zeilarm te knopen, maar dat vindt ik maar een gevaarlijke
onderneming: je staat dan wel met je volle gewicht op het einde van een hefboom en
zo'n heklat kan ook een zwakke plek hebben. Als je daar achter komt is het meestal te
laat. Maar het is ook helemaal niet nodig dat risico te nemen: ofwel zorg je er voor
dat je met 2 molenaars bent als je zeilen gaat voorleggen, of je gebruikt een klein
truukje, waar ik straks nog even op terug kom.
Boven aangekomen leg ik de bovenste lits om de bovenste kikker, bij wijze van
trekontlasting, en probeer nog eens het been-doorhaak truukje. Gerrit geeft me
wat aanwijzingen, hij kan van boven goed zien wat ik verkeerd doe. Het blijkt
heel eenvoudig te zijn: ik haak mijn been inderdaad keurig door het hekwerk,
maar wil dan mijn rechtervoet op een heklat zetten. Dat is de bedoeling niet,
je moet de wreef van je rechtervoet achter de heklat haken en wel zo dat de
heklat erboven in je knieholte valt. Ik zit dan desondanks nog helemaal niet
stabiel en hou mezelf dan ook nog stevig vast. Dat je zo met beide handen los
zou moeten kunnen werken gaat er bij mij nog steeds niet in.
"Lot dien linkerbain ais aine zakken" zegt Gerrit en dat doe ik en
ja hoor, nou klopt het, ik voel het gelijk: nu sta ik vast en kan ik
met beide handen werken. Het is even een slag, maar dan kun je het ook voor de
rest van je leven, net als schaatsen of fietsen.
Het korte halstouw nu vastknopen - ik gebruik een mastworp en borg hem met
twee halve steken, vast is vast. Dan reik ik Gerrit het lange halstouw aan en
daal af, onderwijl de litsen achter de kikkers hakend. Beneden aangekomen leg ik
het zeil voor, en Gerrit heeft ondertussen het lange halstouw strak getrokken
en vastgezet. Ik had gedacht het truukje van verleden week weer te gebruiken:
end naar boven draaien, dan hangt het volle gewicht van het zeil immers niet
meer aan de halstouwen en kun je het lange halstouw veel makkelijker strak
door de zeilarm trekken, maar het zeil zit eigenlijk al goed en dus laten
we het zo.
Trots als een aap met zeven staarten meldt ik me bij Gerda. Die geeft nog een
paar aanwijzingen: waarom had ik de molen van de ketting gehaald en de
bliksemafleider er afgehaald? Nou, bij de GP zit de ketting altijd een paar
keer om de roed geslagen en juist op die plaats waar ik het rechter
onderhoektouw had willen bevestigen, leg ik uit. Gerda vindt toch dat dat
niet had gehoeven: het is altijd het beste de molen zo lang mogelijk aan
de ketting te laten en de stutten er in te laten, zegt ze. Goed, ik zal
er de volgende keer aan denken. Verder vroeg ze zich nog af waarom ik,
toen ik boven in de kap het lange halstouw van het oude zeil los had
geknoopt, ik geen hulptouwtje had gebruikt. Hulptouwtje? Ja, je steekt dan
een touwtje door het oog van de zeilarm en maakt aan de ene kant vast
in de kap, bijvoorbeeld achter de schoor van de keerstijl (het
stormmantje, zoals wij dat ding hier noemen). De andere kant mik je dan
over de bovenste heklat, zo dicht mogelijk bij de roed. Als je dan het
korte halstouw aan oog of heklat vast hebt gemaakt ligt daar al heel
handig een touwtje voor je klaar waar je dan het lange halstouw aan
vast knoopt. Je kunt dan vanuit de kap het lange halstouw naar je toetrekken
en aan de zeilarm vastmaken. Op die manier kun je ook alleen een zeil
voorhangen,
Nog een klein stukkie kruien en dan krijg ik opdracht twee zeilen voor te
leggen. Vollen, besluit ik, er is amper wind en het is nog steeds mistig.
Dat voorleggen geeft nog wat complicaties: het eerste zeil voorleggen is
zo gepiept, maar als ik vervolgens de vang licht blijft het gevlucht
braaf staan - het is vrijwel windstil. Okay, naar voren draven, het
gevlucht een zetje geven in de verwachting dat-ie door zal draaien,
naar achteren draven.. dat helpt niet, het eind waar het zeil al
voor ligt is tegen die tijd al weer beneden gekomen. Sja, wat nu? Terug
naar voren, het end weer aanduwen, nu wat verder doorduwen, de haak erbij
en ja hoor, nu krijg ik het goede end beneden. Maar dat helpt ook al niet,
want als ik het end loslaat om de vang te bedienen blijkt de boel toch
wat wanwichtig en tegen de tijd dat ik achter ben aangekomen is het
eind alweer te ver teruggedraaid. Nog eens naar voren, nu nog wat
verder doorgedraaid, terug draven en ja hoor, eindelijk heb ik um.
"Poeh", hijg ik, "zeg Gerda, is dit nu werkelijk de manier
waarop de vaklui het ook doen?"
Ja, grinnikt Gerda, dat doen vaklui ook zo: het is een rare situatie
dat je bij windstilte je molen opzeilt, meestal is er voldoende wind om
het gevlucht, soms met wat eerste hulp, door de wind rond te laten gaan.
Maar wat je ook nog kunt doen, suggereert Gerda, is het op te zeilen end
naar beneden zien te krijgen middels duwen en/of de haak en dan de
roeketting gebruiken om het end provisorisch te borgen. Je kunt ook alle
windborden er uit halen en dan die van het eind wat je wilt opzeilen
er inzetten: als het gevlucht niet al te wanwichtig is wil dat ook nog wel
eens helpen. Maar als je alleen bij je molen bent en je wilt het wiekenkruis
in het zeil zetten bij windstilte kan dat inderdaad een heel gehannes
zijn.
De andere leerlingen leggen nu ook een zeil voor, daarna zeilen we de
molen weer af en leggen dan nog eens de zeilen voor. Gerda is nog niet
helemaal tevreden: je moet zo'n molen toch in een half uur tot
drie kwartier draaiklaar hebben en dat lukt ons nog niet niet. Ja ho
even, maar we hebben ook nog een zeil voorgehangen. Desondanks, vindt
Gerda, het kan en moet nog wat vlotter, maar al met al begint het er
nu toch aardig op te lijken. Koffie!
David drinkt een bakkie mee en verteld wat over zijn examen en hoe
dat gelopen was, heel leerzaam. David is nog jong, maar heeft toch
alweer sinds 23 september 2004 zijn diploma, hij is denk ik momenteel
de jongste gediplomeerde molenaar van Groningen. Na het koffie drinken sta ik
nog een tijdje bij het molengat met hem te praten, onder meer over onze
plannen voor circuitbemaling en over de plannen van het Gilde om de opleiding
anders gestalte te geven, onderwijl Remy en Peter nu weer een paar
einden opzeilen. Ook ik kom nog even weer aan de beurt en dan is
het ook alweer bijna twaalf uur. Maar de wind trekt wat aan en
ja, dan willen we de molen toch nog even zien draaien. Dat lukt
wonderwel en we halen zelfs nog 30-40 endjes, zodat we ook het vangen
nog even kunnen oefenen.
's Middags lest de tweede groep ook op de Groote Polder, maar omdat Gerda
ook hen graag in de situatie wil laten lessen alsof er nog niemand op
de molen was geweest vraagt ze ons de molen helemaal op te bergen:
afzeilen, borden er uit, roeketting er op, bliksemafleider er aan,
stut er in en lekenkettinkje er op. Volgende week is de vergadering van
het Gilde en dan geeft Gerda geen les. Wie weet wil Lammert wel, ik zal
hem straks eens bellen. Ik heb besloten niet naar Arnhem te gaan: het is
voor mij vindt ik veel belangrijker om meer praktijkervaring met de molen
op te doen. We gaan, nadat we ons maalboekje hebben laten aftekenen,
opgewekt uiteen.
Ik ga met mij vrouw en kinderen nog wat Paasboodschappen doen,
als ik 's middags terugkom zie ik dat de molen in proteststand
staat. Dat zal wel per ongeluk zo gedaan zijn, vermoed ik: dat overheks
zetten met vier volle zeilen deed vroeger de molenaar wel om aan te geven
dat hij wilde en moest malen omdat de polder te nat was, maar dat de
sloten niet voldoende doorstroomden om het water bij de molen te
krijgen. Wel wind, geen water, sloten schonen! Nou heeft onze GP ook
geen water en die proteststand vond ik dus wel toepasselijk, dus schoot
ik er snel een plaatje van. De molen ziet er, tegen de grillige wolkenlucht,
zelfs een beetje boos uit, alsof hij zich werkelijk ergert dan hij zijn vijzel
niet nat kan krijgen...
|