Zoals beloofd het antwoord op de vraag die ik verleden week stelde:
"in welke wiekstanden staan de molens op de plaatjes?"
In absolute zin kun je geen antwoord geven op deze vraag: het is
namelijk afhankelijk van de streek van het land waarin je leeft.
Voor onze streek - Groningen - geldt: de bovenste molens staan in
de vreugd, de onderste twee staan in de rouw.
Hoe kun je dat nou zien? Wel, je kijkt waar de hekkens van het
gevlucht te vinden zijn. Bij het draaien van het gevlucht volgt
het hekwerk altijd de roede. Als de hekkens dus links zitten is
de draairichting van het gevlucht van links naar rechts (rechtsom,
je ziet de molen dus van achteren) en zie je de hekkens rechts,
dan is de draairichting van rechts naar links (linksom, je ziet de
molen dan van voren). Nu je de draairichting hebt bepaalt kun je
ook zien of het top-end nog op het hoogste punt moet komen (de molen
staat dan komend) of dat het het hoogste punt al is gepasseerd (de
molen staat dan gaand).
Als - in Groningen en in verreweg de meeste streken van ons land -
het top-end "komend" staat, dan is er sprake van een
vreugdevolle gebeurtenis, bijvoorbeeld een geboorte. Er is dan
sprake van verwachting, van hoop: het "gaat komen".
Staat het top-end "gaand" dan is het hoogtepunt geweest,
er is sprake van neergang, het is "voorbij".
In sommige streken van ons land is het precies andersom: daar
kijkt men namelijk niet naar het top-end, maar naar het onderste
end.
Wat de les van vandaag betreft zijn er opnieuw weinig zaken te
melden. Wel noemenswaard is dat mijn maalboekje - het echte,
papieren exemplaar - nu af is getekend. Ik mag het inleveren en
wordt dan aangemeld voor het landelijk examen. In totaal staan er
nu 350 lesuren in vermeld.
Volgende week mag ik theorieles geven - ik moet deze week
extra studie maken van watermolens, met name van de constructie
van vijzel en waterrad, waarna ik a.s. zaterdag in Scheemda hierover
les mag geven. Tot volgende week!
|