De afgelopen weken bracht ik op de molen van Dick door met vooral veel theorie. Daar heb ik tot
nu toe weinig verslag van uitgebracht, vooral wegens grote drukte mijnerzijds en anderzijds
omdat er eigenlijk niet zo heel veel bijzonders te melden was. Zo'n lesdag verloopt altijd volgens
een vast stramien: bij stabiel weer maken wij leerlingen de molen klaar en laten hem draaien. Dan
verzamelen we ons in het in de molen aanwezige leslokaaltje om ons theoretisch te bekwamen.
We maken daarbij de laatste weken gebruik van een aantal vragenlijsten, waarop vele honderden
vragen te vinden zijn, denk aan vragen als bijvoorbeeld: "wat is overkruien?",
"noem een aantal oorzaken van zwaar kruien" of "waarop rust de windpeluw?"
etc. Ik ben momenteel aan het bekijken of ik die vragen ook op Het Maalboek kan/mag publiceren, ter
leringhe ende vermaeck voor andere (leerling)molenaars.
Dick heeft in het leslokaaltje een fraai groot schoolbord, waar hij regelmatig gebruik van maakt om
ons aanvullende informatie te geven. Hoe nou precies een penbalk er uit ziet en hoe hij in de
voeghouten vastzit, bijvoorbeeld, of hoe een achtkantstijl in het ondertafelement is bevestigd etc.
Tijdens de les van vandaag kwam een aardige vraag aan de orde. Dick tekende een viertal plaatjes
op het bord van een hypothetische molen met een slechte biotoop: je kon niet meer dan het top-end
van de molen boven de bosjes uit zien steken. "Welnu, beste examenkandidaat" sprak Dick,
mij vorsend aanziend "zegt u het maar: in welke wiekstanden staan de molens op de plaatjes?"
Na even nadenken lukte het mij om de goede antwoorden te geven. Lukt het u? Lees volgende week de
antwoorden op deze website.
|