Aah, Westerwijtwerd - daar was ik lang geleden al eens geweest, op zoek naar een collega die een tuinfeest
zou geven. Bij aankomst konden we toen het juiste huis niet vinden. De mobiele telefoon was nog niet
uitgevonden in die dagen en zo belandde ik in de kroeg. "Moi, ik mout aine bellen..kin dat hier?"
Dat kon. Men leidde me naar de gang, waar een bakelieten telefoontoestel hing dat nog moest stammen
uit de tijd dat de telefoondraden op palen langs de huizen liepen. Het had nog net geen slinger.
Ik betaalde het gesprek en bestelde uit dank een biertje. "Kom mor mit noar kroug, mien jong"
Het bleek een authentieke huiskamerkroeg te zijn. In de huiskamer stond een grote tafel, met daaromheen stoelen
en banken. De tafel was bekleed met zo'n ouderwets, dik tafelkleed. De kamerwanden waren behongen met het oudste
behang wat ik in tijden had gezien. In het behang ontwaarde je de contouren van kastdeuren - vroeger behong men de
kastdeuren immers gewoon mee. Aan de wand schilderijen en foto's en hier en daar een bierreclame. De boel
stond stijf van de sigarenrook. Achter een tafeltje zat een wat oudere dame. Op het tafeltje stond een groen
geëmailleerd kistje wat als kassa diende. Bestellen - jenever of bier - en dan boter bij de vis. Dan pas
kreeg je je flesje gerstenat of "klokje" uit krat of fles geserveerd. Een tap was er niet:
naar verluid had men er de juiste papieren niet voor. Maar ach, wie maalt daar om? Ik heb met plezier
tussen de mannen met petten en sigaren gezeten en hun "dikke stukken" in smeuig Gronings
aangehoord. Dat maak je niet alle dagen mee.
Ik had dus al goede herinneringen aan Westerwijtwerd. En vandaag was ik er dus weer, al heb ik de
kroeg niet bezocht. De Henkies - Henk Helmantel en ondergetekende - moeten immers de
10e december examen doen op de molen in Westerwijtwerd en brachten vandaag dus een werkbezoek
aan die molen. Was mijn eerste bezoek aan dit dorpje al een belevenis, de tweede keer deed er niet
voor onder.
Elke molen is uniek, dat bleek maar weer eens. Alleen de kleurstelling al: de askop in fraai
blauw, de ster in geel. De kroonlijst bovenaan het met dakleer beklede molenhuis is in
rood-wit-rood-wit-blauw uitgevoerd. De roeden zijn - zeer fleurig, maar bepaald niet gebruikelijk
- rood geverfd. Op 1 roed vinden we zelfzwichting en Van Bussel en op de andere roed
Oud Hollands hekwerk. Ook opvallend is de tamelijk diepe zeeg in het Oud Hollands deel van het
gevlucht, en het gegeven dat 1 roede - de roe met zelfzwichting - 20 centimeter langer is dan
de andere. En het is ook nog de buiten-roe. De Zeldenrust - zo heet deze molen - is
een koren- en pelmolen. En ook een stellingmolen met stenen onderbouw, waarop het ondertafelement
met een achtkant. We zouden in de loop van de middag nog meer eigenaardigheden ontdekken.
Henk en ik waren wat aan de vroege kant en Arnold Bosch, de sympathiek molenaar, was nog druk met
het middagmaal. Maar "ga gerust alvast naar binnen" en zo deden we ook.
De molen heeft een aantal verdiepingen: eerst de begane grond, dan een tussenzolder
waar - we komen er straks op terug - de paarden van de pelstenen hangen en waar we
een opmerkelijke meelpijp aantroffen, dan de pelzolder annex maalzolder, dan de steenzolder
waar we 1 koppel maalstenen aantroffen, dan een luizolder en tenslotte de kap. De stelling
ligt op gelijke hoogte met de maalzolder/pelzolder.
Op de eerste verdieping was niet zo heel veel te zien: de muren, bestaand uit een achttal
beren of stiepen, die de illusie geven dat er een stenen achtkant staat. Daartussen
dan "velden" die duidelijk dunner zijn dan de "achtkantstijlen".
Op de begane vloer vonden we een bintlaag, die in de muren was ingelaten en werd
ondersteund door dikke houten balken. Dan de trap naar de eerste zolder.
Op de eerste zolder zagen we twee paarden - uiteraard niet de dieren, maar de constructie
die de bolspillen van de pelstenen dragen. We zagen onmiddellijk dat er geen lichtwerk aanwezig
was, dus moesten die wel de paarden van de pelstenen zijn. Ook op een pelmolen heet de constructie
die de steen draagt het paard. Hier vinden we ook een pasbalk (ook wel
vonderbalk genoemd) en een kussen - waar de bolspil in lagert. Die spil waar
de pelsteen op draait heet dus ook "gewoon" bolspil. Opmerkelijk was een
aandrijfwiel wat om de bolspil bevestigd was. Door een riem om dat wiel aan te brengen kon je de pelsteen
met een motor aandrijven. Een teken dat men op deze molen nog vrij lang door was gegaan met het pellen van
gort. Offringa[1] had hier duidelijk zijn slag niet kunnen slaan.
Op deze eerste zolder vinden we ook het instrument wat officieel de wanmolen heet: een
soort omgekeerde stofzuiger, aangedreven door een snaar of riem die op zijn beurt weer
wordt aangedreven door een snaarwiel om de bolspil van de naloper.
Een ander opmerkelijk detail op deze zolder is een meelpijp. Die had ik een zolder hoger
verwacht, eigenlijk. Hoe zou dat dan zitten, vroeg ik me af: zouden ze dan een maalstoel op
de pelzolder hebben? En het werd nog gekker: waar waren de touwen om de boel te regelen?
Bij de meelpijp vinden we toch meestal een touw om de steen te kunnen lichten en verder
vaak een tweede touw waarmee je de druk van de aanslag op de klapspanen kunt regelen.
Niets van dat al hier! We stonden er bij en keken er verbaasd naar.
Arnold had inmiddels zijn noenmaal achter de kiezen en voegde zich bij ons, gehuld in een
fraaie trui van het Groninger Landschap. Later voegde ook molenaar in opleiding Celine
Koch zich bij ons, ook al gehuld in zo'n fraaie trui. De molen is tegenwoordig namelijk
in eigendom van het Groninger Landschap en die stellen passende kleding beschikbaar aan de
molenaars. "Waar is deze pijp voor?" wilden we weten. Het bleek inderdaad een
meelpijp te zijn. En het klopte dat je de touwen voor het bedienen van het lichtwerk hier
niet vond: die kon je op de pelzolder annex meelzolder vinden. Maar.. eh.. hoe deed die
molenaar dat dan? Nou gewoon: hij stond op de maalzolder, waar hij de stenen op de gebruikelijke
wijze inregelde. Maar hij hing geen zak onder de meelpijp: hij hing er een verloopstuk aan, wat
via een luikje in de grond aansloot op de pijp die op de onderste verdieping uitkwam. Klik op de
foto om molenaar Bosch dit te zien demonstreren. Op de achtergrond zie je Celine staan.
Henk en ik wilden een paar keer op de molen zijn geweest voor we er proefexamen
zouden doen. Je wilt immers wel een beetje "het gevoel" bij de molen krijgen.
En je kunt ook niet alles in 1 keer in je opnemen. Ik heb me daarom deze eerste keer beperkt
tot wat ik op de de eerste 3 zolders aantrof, Henk Helmantel heeft zich juist meer op de
bovenste zolders en de kap gericht. Volgende week draaien we die rollen om. Maar vandaag
verdween Henk Helmantel met Celine in de kap, terwijl ik beneden met Arnold achterbleef.
Arnold wees me op de voor een pelmolen, uitzonderlijk lichte contructie van het achtkant:
hier geen dubbele veldkruisen, bijvoorbeeld. De beide pelstenen liggen, zoals dat bij een
pelmolen hoort, tussen twee zolders annex vloeren. Overigens is de bovenste vloer niet
over de volledige breedte van de zolder aangebracht: de zeef, die we hier ook vinden, staat
op de onderste vloer en voor je gevoel dus "in een gat". De zeef wordt aangedreven
door een schijf op de pelspil (steenspil) van de naloper. Op deze zolder treffen we ook een
werkbank en specifiek pelgereedschap aan, zoals een rauwbeitel en een loodbeitel.
Op veel pelmolens is, om veiligheidsredenen, horizontaal tussen de beide stenen
een zware balk aangebracht: de slagbalk. Die ontbreekt hier echter.
Helaas kan de voorloper momenteel niet gebruikt worden, maar de andere pelsteen
(de naloper) is in principe inzetbaar. Maar dat is natuurlijk niet handig:
als je de schoot uitlaat zou de molen onbelast draaien en op hol kunnen
slaan.
Ondertussen was ook de tweede leerling molenaar van deze molen, Wolter Goossen, gearriveerd. Wolter
hielp bij het openleggen van de pelzolder. Het pelblik is nog origineel, het is dus
daadwerkelijk gebruikt voor de productie van gort. Opmerkelijk is dat er ook pelblik op de
kuipdeksels is geslagen, iets wat je niet zo heel vaak ziet.
"Weet je wat we hier niet hebben?" vroeg Arnold
me. Nee, dat wist ik niet. "Nou, een jeneverkastje!" grinnikte Arnold. Zo'n kastje werd
vaak in of achter een korbeel verstopt. Je moest precies weten waar het zat en dan ook nog
precies weten waar je moest drukken en trekken om het open te krijgen. In zo'n
kastje zat dan een fles jenever en een glaasje. Als het dan echt eens ruig was
gegaan, maar de molen toch nog gevangen en gered, dan namen de nog natrillende
molenaars er maar eentje. Voor de schrik..
Vervolgens keken we nog op de maalzolder. Het maalkoppel is voorzien van een kunststeen, tenminste:
dat dachten wij, gezien de betonnen bovenkant die we ontwaarden. Wat spelen met mijn cameraatje
leerde dat de loper was voorzien van een Engelse balanceerrijn. Je kunt de constructie duidelijk
zien op de foto. Op de klauw zie je zelfs een markeertekentje (een X). Eigenlijk had ik die
ook op de binnen- en buitenrijn verwacht, maar ik kon ze niet zien. Zoals je ziet wordt de steen
af en toe gebruikt: je ziet het graan nog in het kropgat liggen.
Henk was inmiddels weer met Celine uit de kap afgedaald en bij gebrek aan een jeneverkastje
hielden we het bij koffie. Ook wel zo veilig.. Dan gingen we de stelling op: de molen moest
natuurlijk wel even draaien. De zuidwesten wind neigde wat tot ruimen naar het westen. De molen
stond aardig op de wind, krooien was eigenlijk niet nodig, maar omdat het toch alvast eens
gedaan wilden hebben op deze voor ons nog nieuwe molen krooiden we wat krimpend. Daartoe moesten
we de kruidraad omleggen. Dat gaat op zich makkelijk, je moet alleen wel goed opletten hoe je
de draad onder- respectievelijk bovenlangs moet leiden. Dat kunstje had Henk Helmantel vlot
onder de knie.
Na het krooien vroegen we Arnold hoe hij normaliter te werk ging om zeil voor te leggen:
trok hij dan de kleppen dicht of niet? Ja, dat deed hij. Arnold vertelde ons ook
dt hij, als de molen onbelast draaide, nooit gewicht aan de ketting hing. Natuurlijk
wel als er gemalen moest worden. Dus: de kleppen dicht, geen gewicht aan de ketting
en de vang er af. En inderdaad, het gevlucht liep keurig aan. De Busselneuzen helpen
behoorlijk.
Ondertussen naderde een buienfront uit het westen. Deze keer gedroeg het weer zich
keurig volgens het boekje: de lucht werd donkerder, de wind viel even weg om dan,
vergezeld van een fikse plens water, met kracht terug te keren. "Vang hem maar even"
adviseerde Arnold, die duidelijk niet op brokken zat te wachten. Dat de wind nog
aardig onverwachte streken kan spelen merkte Henk Helmantel. Hij had een jentig petje
op de kop. Had, inderdaad: hij greep nog.. maar het petje verdween "gejaagd door
de wind" over de balie. "Der nait achteraan hor!" riep ik. "Nee, dat
mor nait.." zegde Henk en keek kwasi-treurig naar beneden, waar zijn petje braaf
op hem lag te wachten.
Na de bui lieten we de molen weer lopen, maar de wind was niet echt sterk. Zeil
bijleggen dan maar? We moesten het immers toch eens gedaan hebben, zo voor het
examen. Okay, doe maar jongens. Het zeil is hier heel makkelijk voor te leggen:
inplaats van een onderhoeksknoop te moeten leggen heeft men hier een handig klampje
gemaakt. Touw straktrekken, een of twee keer om de onderstek heklat winden en in het
klampje straktrekken. Klaar.
Bij het voorleggen van het 2e zeil bleek dat het aardig hoog hing. Dat zinde geen
van de aanwezigen en Arnold liep het gevlucht in om het rechter bovenhoektouw
los te maken en wat te laten zakken. Sja, dan moet het linker bovenhoektouw ook
los, anders krijg je nare plooien. Celine haalde het linker stormluik uit en wij
zetten het gevlucht een beetje overhoeks, zodat ze goed bij de zeilarm kon. Even
later lag het zeil er weer keurig voor.
We hebben de molen nog een tijdje laten draaien, waarna we afscheid namen van
Arnold, Celine en Wolter. Henk en ik daalden vergenoegd af: wat een fraaie
molen. Henk's petje begroette zijn baas enthousiast en nestelde zich weer
dolgelukkig op diens hoofd. Huiswaarts!
[1]Offringa was een Groninger ondernemer die eigenaar was van een
gortfabriek. Hij kocht waar hij maar de kans kreeg pelstenen op van pelmolens, niet
zozeer om ze te gebruiken, maar om de pelmolens op deze wijze ongeschikt te maken voor
productie van gort. Zo schakelde hij veel concurrenten uit.
|