Existenzangst van een leerling molenaarSoms is het nog een heel gedoe om uit te vinden wat de juiste werkwijze is. Als leerling wordt je onderwezen door je instructrice of instructeur, in tweede instantie kun je nog eens vragen bij molenaars die op "jouw" molen malen of gemaald hebben, dan nog eens bij andere molenaars, en dan is er ook nog het Gildemateriaal en talloze andere bronnen, zoals het werk van Den Besten. Zo lang de bronnen het aardig met elkaar eens zijn gaat het natuurlijk heel mooi: geen twijfel, zo is het en niet anders. Helaas kom ik zo af en toe toch discrepanties tegen en daar maak ik me dan druk om. Ik kan er prima mee overweg dat er meerdere wegen naar Rome leiden, maar helaas zijn de bewandelaars van die diverse wegen er altijd ten stelligste van overtuigd dat zij op de Enig Juiste Weg zijn. Bij mij gaat het dan - ahem - malen: wat is nou de juiste, historisch verantwoorde aanpak? Je wilt het als bewaker van het cultuurgoed immers zo goed en verantwoord mogelijk doen. Voor het examen maakt het niet uit: je gebruikt de werkwijzen zoals die door je instructeur zijn aangereikt, bij dispuut ben ik geen partij, dan moet je bij mijn leermeester zijn. Maar er is ook nog de tijd na het examen en dan gaat op wat ik in de Verzamelinformatie van het Gilde van Vrijwillige Molenaars aantref, hoofdstuk VI, paragraaf 6.1: Er is namelijk gewoon een pricipieel verschil tussen een beroeps- en een vrijwillig molenaar. Van de eerste wordt verwacht dat hij met zijn bepaalde molen zijn werk doet en geen brokken maakt, maar toch eruit haalt wat erin zit. Dat hij allerlei handelingen doet zonder er over na te denken waarom hij die zo doet, geeft niet: de praktijkervaring van vader op zoon heeft geleerd, dat ze goed zijn. Dat hij van andere typen molens andere constructies of bedieningswijzen niets af zou weten, geeft niet. Hij vormt één geheel met zijn eigen molen. De vrijwillig molenaar mist die kennisoverdrcht van vader op zoon.
Helaas blijkt me keer op keer dat er ongeveer net zoveel verklaringen zijn als molenaars. Misschien is dat wel een weerslag van de situatie zoals die historisch ook was, maar het is voor een leerling wel eens frustrerend: je krijgt uit verschillende hoeken gegevens die tot tegenstrijdige informatie leiden. Ik probeer daaruit toch een verantwoorde werkwijze te destilleren. Aan de hand van een voorbeeld uit de praktijk laat ik zien hoe ik dat doe. Wie weet hebben andere leerlingen er iets aan.
Tijdens een les vroeg ik me af waarom we bij de Groote Polder eigenlijk altijd de molen met de buitenroe naar onderen wegzetten. Ik had zelf zo mijn gedachtenn hierover en had een redenatie verzonnen die het meer plausibel maakte om het juist andersom te doen. Ik vond al ras op diverse plekken bevestiging van mijn mening. Maar helaas: ook ontkrachting. Had ik het - om het zo maar eens te zeggen - bij het rechte end of niet? Wat zeiden mijn kennisbronnen:
Leo Middelkoop schreef: Hier raak je nooit over uitgediscussieerd [nou, daar had hij in ieder geval gelijk in]. De meeste molenaars zetten de binnenroed voor, waarschijnlijk vanuit het idee dat die 'sterker' is vanwege de kortere afstand tot de as. Sommigen zetten altijd de buitenroed voor, zoals bijvoorbeeld molenaars in de Schermer: in geval van eventuele blikseminslag gaat in dat geval de vonk verder van de rieten romp af. Als de binnenroed duidelijk ouder of slechter is dan de buitenroed, zou ik sterk de voorkeur geven om de buitenroe voor te zetten. Vincent van Dinter had een uitgesproken mening: Het is onzin om een specifieke roe beneden te zetten, sterker nog, het is slecht voor een roe om altijd in dezelfde positie te staan. Het beste is om er niet op te letten welk end er beneden staat, zo staat of ligt een roe ongeveer evenveel. Zo krijgt ieder end ongeveer evenveel wind, zon en regen voor zijn kiezen. Ook is er een verschil in duurzaamheid van hout dat staat of ligt. Ik heb al een aantal keer gezien dat bij twee even oude roeden, die altijd hetzelfde weggezet werden, de ene toch duidelijk slechter was dan de andere. Marijn Kaufman: Ik kijk er ook nooit na welk end er onder staat. als de buitenroe onder staat is dat echt geen ramp hoor, ik denk niet dat de wind sterk genoeg zal zijn om heel het spul omhoog te duwen. En of tie nou op zu'n klossen of wiggen ligt maakt volgens mij ook niet uit. de grootste krachten komen er toch op te staan tijdens het vangen. Mark den Boer schreef: Bij ons geld de stelregel: 'De laatste krijgt de ketting'. Als we ons daar aan houden is er geen kwaad in de stad. Ik heb diverse (oud) molenmakers gevraagd naar hun bevindingen en zij waren zonder uitzondering voor afwisseling. Bijzondere gevallen daargelaten natuurlijk, zoals een slechte roed o.i.d. Ik had zelf de aanname gedaan dat de binnenroed, die immers de grootste porring heeft, daardoor sterker was dan de buitenroed. Nou, nee dus:, Sicco Fockens schreef: Nee, een boogvorm is sterk als hij wordt gebruikt om de krachten vanaf de bolle zijde, door te geleiden naar twee steunpunten die de boog horizontaal insluiten. Voorbeeld: een bolle tafel op vier poten is niet sterker dan een vlakke tafel. Hij werkt pas beter, als hij heel strak tussen twee muren wordt gezet. En dan werkt het pas echt goed, als de belasting op de boog ook gelijkmatig over de boog verdeeld is. I stand corrected. Nou, de consensus was zo te lezen dat de binnenroed naar boven moest. Wij doen dat dus net andersom. En hoe zit het dan met de redenatie dat de roed niet op de wiggen moet liggen. Hebben we dat dan ook fout? Heel expliciet kwam het antwoord, van Vincent van Dinter: Euh, JA. Nou, veel duidelijker kan het niet. Waarom dan, Vincent? Welnu: De wiggen zitten met zo'n grote kracht vastgeslagen, dat het eigen gewicht van de roe er ook nog wel bij kan. Bovendien krimpen de wiggen normaal al meer dan dat ze ingedrukt worden. En als de molen dan zo lang stil gestaan heeft dat het effect zou kunnen hebben, dan zou ik de rest van alle wiggen ook nog maar even controleren. Joepie (maar niet heus), nou heb ik dus een perfecte redenatie waarom datgene wat we doen fout is, met een zo te lezen valide verklaring. Daar wordt je als vrijwillig denkend molenaar niet blij van. Goed, goed, wat doen we dan wel goed? Een van de dingen die ik zelf altijd wel doe is de boel net even uit het lood zetten: een klein beetje in de vreugd. Dat zag ik molenaar Kosmeijer namelijk ook altijd doen. Zijn verklaring was dat het water op die manier na een bui toch af kon lopen. Was dat dan ook fout? Nou, nee, daar leek iedereen het wel mee eens te zijn, bijvoorbeeld dezelfde Vincent: Prima, ziet er nog leuker uit ook als de molen een beetje vlot is weggezet. Er kwamen nog heel veel meer reacties, de ene nog meer plausibel dan de andere. Een hele mooie vond ik deze, van Martin van Doornik, die zijn binnenroed ook al vertikaal zet: Bijkomend voordeel is dat je de stormluiken makkelijker kunt openen zonder dat je het luik tegen de liggende binnenroed aan stoot. Zeker als de ijzeren beugels voor de scharnierpunten van de zelfzwichting op de roed de verf op de luiken kunnen beschadigen. De GP was vroeger een molen met zelfzwichting, dus zou dat nog eens te meer onderbouwen dat we het nu "fout" doen. Ik resumeer wat ik leerde: Consensus is er over het volgende:
Goed, gegeven een moleneigenaar die op mij gaat vertrouwen om zijn molen zo goed mogelijk te behandelen, wat zou ik dan met wat ik nu weet doen:
|