
Vanmorgen stapte ik opgewekt in mijn auto. De Groote Polder stond er suikerzoet bij: als een plaatje
uit een Disneyfilm, met een fraai palet aan roze en blauw op de achtergrond. Sprookjesachtig.
Het was rustig weer, net rond het vriespunt met rijp op de ramen en het gras. De reis naar Scheemda
bood ook al veel van die mooie plaatjes die goed bij een wintervertelling zouden passen: een mooie,
laaghangende rood-oranje wintermorgenzon, de rijp kon met wat fantasie wel voor sneeuw door en
de mooie pastelkleuren aan het firmament maakten het beeld compleet.
Bij aankomst bleek dat nu ook Gerda slachtoffer was geworden van de hinderlijke buikgriep die
ook Lammert al had geveld. Klaas stond er vandaag alleen voor, maar had - hoe kenmerkend
voor Gerda - instructies meegekregen wat er nou precies aan bod moest komen.
Als eerste kregen we het over het weer. Klaas had ter illustratie het weerbericht uit het Dagblad
van het Noorden meegenomen en, zoals je op het plaatje hiernaast ziet, stonden de leerlingmolenaars
daar met zijn allen met enige ontsteltenis en verbazing naar te kijken. Isobaren, koufronten, warmtefronten..
kijk, dat lucht van hoog naar laag stroomt, dat gaat er nog wel in. Dat er een afwijking is omdat de
planeet draait - we snappen het. Maar ja, als er dan 2 lagedrukgebieden zijn en 1 hogedrukgebied,
hoe stroomt dan de wind? En waarom gaat het zo dicht bij het lagedrukgebied dan toch anders dan je
denkt? Gelukkig wist Lex er ook wel wat van en hij legde op het whiteboard keurig uit hoe het zat:
lucht wil van hoog naar laag, maar volgt daarbij geen rechte lijn. Dat komt omdat onze planeet
draait. Op het Noordelijk halfrond dwingt die kracht de wind naar rechts. Dus draait de lucht, op
zijn weg van hoog naar laag, rechtsom om het hogedrukgebied heen. Als de luchtstroom uiteindelijk
bij het lagedrukgebied aan is gekomen veranderd de draairichting: de wind wordt dan linksom het
lagedrukgebied in gezogen.
Dan kwamen wat "best practices" aan de orde, weerservaringen, dingen die van generatie op generatie
over worden geleverd. Bijvoorbeeld: stel dat je een stalen bovenas in je molen hebt en je komt op
een dag in de kap en ziet dat de as nat is: er bestaat dan een grote kans op ijzel. Als je met je
rug in de wind staat, dan bevindt zich het lagedrukgebied wat die wind veroorzaakt zich links van
je. Als de wind gedurende de dag krimpt is dat vaak een teken van verslechtering van het weer,
vaak aangegeven middels een gezegde: "krimpende wind, stinkende wind". De wind ruimt vaak gedurende de
dag en neemt dan in kracht toe. Tegen de avond krimpt de wind vaak en neemt in kracht af. En zo voort.
Ook hadden we het nog over het fenomeen dat bij dezelfde windsnelheid de molen veel meer
energie krijgt dan in de zomer. Dat blijkt te komen omdat de lucht in de winter dichter
is: de luchtmoleculen zitten dichter op elkaar en dus raken er meer je gevlucht dan in
de zomer, waneer de wind als het ware "dunner" is. Al met al is "het weer" een complex
thema. Klaas, die ruiterlijk toegeeft dat hij ook geen Jan Pelleboer is, stelde dan ook voor
om ook eens met zijn allen een een dagje bij Ida Wierenga door te brengen. Ida is molenaar
op De Goliath en kan met groot enthousiasme en
veel kennis van zaken over het weer vertellen. Het voorstel werd met instemming begroet.
Na al het meteorologisch geweld besteedden we aandacht aan de praktijk. Wat doe je
als eerste als je op een korenmolen komt? Je zet de stenen uit het werk, anders loop
je kans dat je bij het kruien de boel hopeloos ontzet. We hadden het over kruien,
over de maatregelen die je bij nood kunt nemen, zoals zwichten met de staart. De molen
neigt er toe om ruimend om te kruien, als je de staart dus lost ruimt hij uit zichzelf.
Dat is echter een gevaarlijke excercitie, die je vooral NIET moet willen
doen als vrijwillig molenaar, werd ons verteld: de krachten zijn enorm en een molen
die snel draait en van nature licht kruit rolt dan met een enorme gang rond. Het
gevlucht komt dan onherroepelijk op de mulder af. Nood breekt wet, maar zwichten
met de staart door de kruikettingen los te maken en de molen zichzelf ruimend te
laten kruien is echt het allerlaatste redmiddel.
 |
Hoe komt het trouwens dat een molen de neiging heeft om uit zichzelf ruimend om te gaan? Een tekeningetje maakt dat
duidelijk <<: hiernaast zie je een schematische dwarsdoorsnede van een gevlucht, bovenas,
bovenwiel, bovenbonkelaar, koningsspil en onderbonkelaar. Het rondje met het kruisje er
in beweegt naar je toe (molens draaien immers vrijwel altijd linksom, van voren gezien).
Stel je nu een voor dat een reuzenhand de koningsspil vasthoudt maar dat het
gevlucht nog beweegt: dan zie je dat het bovenwiel als het ware door rolt over de
bovenbonkelaar. Het gevlucht komt dan naar je toe, dus: draait rechtsom (ruimend)
op de bovenbonkelaar. In de praktijk is het geen reuzenhand maar bijvoorbeeld
de belasting van de vijzel of maalstenen die de spil remmen. Molens, als ze ten minste
niet voor de Prins draaien, neigen dus van nature naar ruimend kruien. |
Zoals ik verleden week al schreef heb ik het molenboek van Sipman - ik schreef verleden
week nog abusievelijk Sipma, zonder 'n' - over kunnen nemen. De tabel die ik verleden week
publiceerde staat er inderdaad in en wel op pagina 101. Het gaat om het boek "Molenbouw"
van Anton Sipman, ISBN 906011.332.2, Uitgeverij De Walburg Pers, Zutphen. Ik kan me trouwens
goed voorstellen dat je over die tabel heen kijkt - hij zit verstopt in twee regeltjes
tekst. Het is een lijvig boek en zeker niet iets wat je "even" doorleest. Toch lijkt het me,
me wat ik nu al heb gezien, zeer zeker een boek wat ik vaak en graag zal inzien.
Naar aanleiding van enige discussie op het molenprikbord wilde ik van de ervaren molenaars
die aanwezig waren wel eens weten hoe zij nu eigenlijk hun roedeketting vastmaken: strak
of met een boogje? Het unanieme antwoord was: met een boogje. De motivatie: de vang moet
zijn werk kunnen doen en dat vereist enige speling. Verder hadden we het vandaag nog even
over de molens in Winschoten, waarvan 1 binnenkort 3 meter zal worden verhoogd. Klaas
wist precies te vertellen hoe dat in zijn werk zou gaan: de molen wordt als het
ware in een stalen frame geborgd en dan in zijn totaliteit hydraulisch opgekrikt,
Dat wordt nog een heel spektakel. We leerden ook nog wat de uitdrukking "hij staat
op staal" betekent: dat zegt dat een gebouw (zoals een molen) ongefundeerd op bijvoorbeeld
klei staat. De ondergrond is dan zo hard dat fundering niet nodig is.
Na de les besloot ik nog even bij molenmaker Molema op het erf te kijken. Molema heeft
zijn werkplaats op een steenworp van ons leslokaal en heeft een modelmolen op het
erf staan. Ik schoot nog een paar fraaie plaatjes, waarna ik naar huis toog om me te
wijden aan het vastleggen van onze kennis op Het Maalboek. Oh ja, en sinds vandaag
heeft Het Maalboek ook een RSS feed. Als je wilt weten wat dat is, ga dan naar de
hoofdpagina en klik de RSS button aan.
|