Regen. Naargeestig weer, nog niet echt Kerstelijk. Desalniettemin zat de stemming er vanmorgen
goed in: er was natuurlijk kovvie en onze leraren hadden daar een prima plak kouke bij
verzorgd. Om een uur of negen zaten we dan ook gezellig rond de tafeltjes koffie te drinken met een aardige
ploeg volk. Dat waren er trouwens een stuk minder dan de laatste keer - eh.. nee, niet minder mensen, maar minder
tafeltjes en stoelen... Toen Gerda en Klaas vanmorgen binnenkwamen bleek namelijk dat een groot aantal stoelen en
tafels was verwijderd. Waarschijnlijk omdat de mannen van het waterschap, die deze ruimte normaliter
gebruiken, hun kerstvakantie aan het vieren zijn en de boel van te voren nog even opgeruimd hebben.
Het restant stond keurig in een hoek opgestapeld en dus moest eerst operatie "sjouw en bouw"
uitgevoerd worden. Het geringe aantal tafeltjes had wel weer als voordeel dat we nu wat minder ver uit
elkaar zaten, wat een wat knusser gevoel gaf en ook voorkomt dat de docenten met forse stemverheffing
moeten spreken om zich verstaanbaar te maken. En er waren precies net voldoende stoelen, iedereen
kon zitten.
Ik ging naast Joop zitten en we kwamen op het ontstaan van het woord "Ojief". Dat bleek Joop
nagezocht te hebben en hij liet me zijn aantekeningen zien: "Ojief = ogief -> spitsboog ->
middelnederlands ogijf, frans: ogive ->> spaans: aljibe waterreservoir". Ik heb
op het Internet ook nog even gezocht en vond "Ojief, v. (bouwk.) kruisboog." en de Van
Dale zegt "ojief (het ~, ojieven) 1 lijst waarvan de kromming in dwarsdoorsnede half hol
half bol is". Het blijft een opmerkelijke benaming.
Nou had Joop ook nog een paar andere dingen in zijn aantekenblok staan en hij wees me op
een interessante tabel: hoe moet je nou je molen kruien dat-ie zo optimaal mogelijk rendement heeft
en hoeveel scheelt het nu eigenlijk als je hem verkeerd zet? Nou, dat bleek meneer Sipma uitgezocht
te hebben - Sipma heeft een molenboek geschreven wat je nog steeds kunt kopen, ik krijg binnenkort
een (oud, originieel) exemplaar - en in de tabel hieronder kun je lezen hoe het zit:
| Afwijking | Dit noemen we.. | Verlies |
| -10° | krimpend op de wind | 23% |
| -5° | iets krimpend op de wind | 0% |
| 0° | pal op de wind | 17% |
| +5° | iets ruimend op de wind | 35% |
| +10° | royaal ruimend op de wind | 44% |
| +15° | fors ruimend op de wind | 60% |
.. oftewel: het oude credo "zet um iets krimpend op de wind" is ook vanuit het oogpunt
van rendement verdedigbaar.
Gerda verraste ons door aan het begin van de les te spreken over het weer. Dat hadden we niet
verwacht; we hadden immers als huiswerk hoofdstukken opgekregen die over de vang en de assen
en spillen gingen. Maar het bleek geen vergissing: vanaf vandaag zullen we altijd, aan het
begin van de les, tien minuten weerkunde hebben. Vandaag ging het over isobaren, koufronten,
warmtefronten en dergelijke. Gerda legde het een en ander uit aan de hand van de weerkaartjes
die dagelijks in het Dagblad van het Noorden verschijnen. Ik vroeg me af hoeveel je nou eigenlijk
moet weten op het examen en dat bleek gelukkig nogal mee te vallen. Wel moet je het weer in je
omgeving goed kunnen beoordelen en je moet de windroos
goed in je hoofd hebben. Als vast onderdeel van het huiswerk krijgen we nu ook twee windrichtingen
mee - voor de volgende keer Noordwest en Noord - waar we dan de karakteristieken van moeten
kennen.
Na het weerintermezzo hadden we het dan eindelijk over de assen en spillen in een molen. Een cursist
vroeg zich af waarom de bovenwielen niet waren aangepast toen de stalen assen opkwamen, dus: waarom
geen kleinere spiegel? De oorzaak zal er wel in gelegen hebben dat men bij vervanging van een houten
as door een stalen exemplaar het bovenwiel niet verving - dat kost immers geld. Daarnaast zouden
de kruisarmen veel dichter bij elkaar zijn gekomen en dat zou weer een heel andere krachtenverdeling
tot gevolg hebben. De oplossing was eenvoudig: de as werd ter hoogte van het bovenwiel opgevuld
met hout.
We kregen het ook nog over verzakkingen en hoe je daar mee om moest gaan. Zowel Remy als ik komen uit
werkkringen waar kwaliteitsborging van belang is en dus waren wij het er snel over een dat een
goed geschreven protocol zou kunnen helpen bij het goed bepalen van de oorzaak van een probleem.
Dat kan, met name voor een beginnende molenaar, namelijk best nog wel eens lastig zijn. Zo'n
protocol zou kunnen lijken op wat je bij de belastingdienst ook wel ziet: zo'n reeks van
vragen die je beantwoorden moet en die je door een matrix heenleiden met aan het eind het
juiste antwoord. Bijvoorbeeld: "begin bij de bovenbonkelaar. Is de beet van de kammen te diep?
Zo ja, dan.. en zo nee, dan.. " etc. Zoiets lijkt nog niet te bestaan: in de molenwereld vertrouwt
men als van ouds op de ervaring van de molenaar. Maar mogelijk moeten we hier toch eens over denken:
er zijn steeds minder vakmolenaars en de onbezoldigde molenaars zijn vaak minder op de molen
dan ze zelf wel zouden willen.
Ondertussen schoof ook Wim nog even aan. Wim is molenaar op
de Westerse Molen in Nieuw-Scheemda. Maar.. de stoelen waren
op. Hoe nu? Gelukkig stonden er nog een paar kratjes en zo bracht Wim nog een uur door, gezeten
op een frisdrankkrat. Als het niet kan zoals het moet, moet het maar zoals het kan.
We hadden het nog over heel veel zaken, zoals de bevestiging van de ezel, waar de vang gaat
aanlopen als je hem versteld, waarom je (wel of niet) krijtstrepen zet als je de vang versteld,
hoe op sommige molens de smering middels kettinkjes en oliebakjes wordt gedaan.. afijn, te
veel om op te noemen.
Het zal naar verwachting tot volgend jaar duren voor ik weer in dit blog schrijf. Wel probeer
ik dit jaar nog een pagina over de vang te maken, zoals beloofd, bekijk dus af en toe
toch de hoofdpagina van het Maalboek eens. Ik sluit af met alle lezers
een
gezegende kerst en een gelukkig nieuw jaar toe te wensen.
Veul hail en zegen!
|