Een fraaie molen - de enige watermolen in heel Drenthe. De Boezemvriend is niet met riet gedekt, maar
met vertikale houtdelen, net als op de Windlust.
In tegenstelling tot Windlust is hier de kap echter gedekt met latjes, waarover dan weer dakleer is
aangebracht, waardoor deze molen veel minder lekkage in de kap kent. De molen is in 1990 geheel gerestaureerd
en is daadwerkelijk maalvaardig. Voor ons als luchtmulders is het een hele aardige belevenis nu ook eens
werkelijk water door de maalgang te zien gaan. En hoe! Op een gegeven moment draaide de molen 70 einden en
dan komt-ie pas lekker op gang en bruist het water door de maalgang. Een mooi gezicht.
De molen heeft een vlaamse vang met duim, en een voeghouten kruiwerk, net als de
Groote Polder. Evenals
De Fraeylema
- geen wonder, het was dezelfde molenbouwer die dit aanbracht - moet je de molen uit het
werk zetten middels een hefboom waarmee je de zwaaibalk wegwrikt. Nou heeft dat wel als
voordeel dat, bij gebrek aan dat onderdeel, het draadeind van de slinger niet kan breken
zoals bij de GP, maar desondanks vindt ik het niet echt een mooi systeem. Hans Bergman, onze
gastmolenaar en instructeur deze morgen was er ook niet erg gelukkig mee. Zeker niet op deze
molen: de gaten waar je de hefboom in moet zetten slibben steevast vol gruis en zand en dan
floept de hefboom er nog wel eens uit. Niet leuk als je er net op hangt om goed kracht
te zetten. Maar gelukkig waaide het meer dan voldoende en hoefden we dit mechaniek
dus niet te bedienen.
Ondanks dat dit een Drentse molen is heeft-ie veel kenmerken van een Groninger
molen: de schoren staan parallel, hij is met hout betimmert en ook de kleuren zijn
Gronings. De grens van Drenthe moet mogelijk toch nog eens worden gereviseerd...
Zoals een Groninger molen betaamt is ook op De Boezemvriend vroeger zelfzwichting
gebruikt. Dat kun je nog goed zien aan de keep in de pensteen en aan de doorboring van
de bovenas. Die bovenas heeft nog een andere bijzonderheid: ze draait niet in een
halssteen, maar op een plaat teflon! Een hoogst moderne, maar ook ongebruikelijke
constructie. Wat betreft die teflonplaat is smeren natuurlijk niet nodig, maar omdat
er ook keerklossen van hout opzitten hebben we toch nog maar wat reuzel gebruikt voor
we gingen malen.
De molen heeft geen poortstok: men heeft gebruik gemaakt van twee ordinaire, maar
wel effectieve bouten en moeren om het spillager te borgen. Kostenbesparing, vermoeden
wij. Een andere eigenaardigheid is dat de kampal geleid wordt door een lat. Maar
helaas zijn de vangstukken wat verzakt en drukken nu de kampal hopeloos klemvast
tegen die lat. Tot overmaat van ramp bestaat de kampal uit twee overlangs
verlijmde delen, die bovenaan met 2 bouten en moeren extra zijn geborgd - maar de
moeren zitten aan de kant waar ook de vangstukken zitten, zodat effectief de moeren
zich in het schouderstuk hebben vastgewrongen en de kampal dus niet meer voor- of
achteruit kan. Gelukkig heeft het bovenwiel ook twee stutten, die je bij het
opbergen er in zet, zodat achteruit draaien op een andere manier kan worden
voorkomen, maar molenaar Hans Bergman gaf aan dat hij die rare constructie
met een blindegeleidelat en 2 vangstukvreetmoeren binnenkort toch echt
eens wil herzien...
De molen staat heel dicht aan de openbare weg en in het verleden zijn er wel eens
kwajongens in de molen binnengedrongen. Daarom zijn roedeketting, bliksemafleider,
lierkabel en kruiketting geborgd met hangsloten. De vangketting wordt bij het
opbergen van de molen aan het kampaltouw gebonden en dan opgetrokken, zodat,
met uitzondering van de lokale reuzen Ellert en Brammert - we zijn immers in
Drenthe - de vang van de molen niet te bedienen is als je geen toegang tot
de molen hebt. Al met al heb je heel wat extra werk om de molen klaar te maken en
weer op te bergen, maar helaas is het nodig.
De molen heeft een soortgelijke kruilier als de GP. Het kruien gaat, zo merkten
wij, hier vrij makkelijk. De kruipalen zijn van beton, wat je vanaf de
weg niet ziet - ze zijn keurig wit en bol gemaakt, alsof ze van hout zouden zijn.
Om de molen staat een aardig hekje, wat onder een hoek van 45 graden neigt -
alsof je een soort gelijkvloerse balie hebt. Dat hek is redelijk recent
vernieuwd en kan nu weer vele jaren mee.
Vanaf de molen heb je ook nog fraai
zicht op De Wachter
(en dat is, in tegenstelling tot wat ik enthousiast meende op te moeten merken geen pelmolen,
maar een oliemolen annex korenmolen). De wachter draaide al naar hartelust toen wij vanmorgen aankwamen,
het is een molen die door over de honderd vrijwilligers wordt gerunned.
We hebben een aardig tijdje gemalen. De schroef ligt mooi half in het water en verplaatst
zo dan ook optimaal het water. Wel ligt de schroef niet helemaal netjes in de maalgoot: de
stuwende kant heeft de grootste speling, juist andersom als je zou willen. Dat kan helaas
niet heel makkelijk bij worden gesteld, zowel onder- als bovenaan de vijzelbalk ontbreken
faciliteiten om dit makkelijk te kunnen doen.
Bij het voorleggen van de zeilen bleek dat de zeilmaker een wat eigenaardige opvatting
had gehad over de manier waarop lijk en litsen aan zo'n zeil moeten zitten: de litsen
zijn eigenlijk veel te krap en daardoor ligt het zeil deels op de roede, in plaats
van ervoor op het hekwerk. Ook de lengte van de diverse touwen is wat groter dan nodig
is, met als gevolg dat we de knup van Roelof
tegen onze gewoonte in niet hebben gebruikt: het werd de "knup van Hans Bergman": het
touw voorlangs en dan draaien rond de onderste heklat, twee keer, drie.. vier.. en
dan voorlangs klemvast onder het schuine eind steken. Zo gaat het ook: je trekt het
linker onderhoektouw dan toch nog met 1 beweging los, al lijkt het wel alsof je aan het
touwtje springen bent als je dat doet. Ook de zwichtlijnen en het rechter onderhoektouw
zijn veel te lang. De zeilmaker zal wel hebben gedacht dat we er beter mee dan
om verlegen zouden kunnen zitten. Afijn, touwen zijn ook makkelijker in te korten
dan te verlengen.
Een mooie molen, die echt goed en opvallend rustig maalt.
|